9. Toelichting op de Staat van Baten en Lasten

Toelichting:

3.1 Rijksbijdragen
De rijksbijdragen zijn ten opzichte van 2022 licht gedaald, maar ten opzichte van de begroting 2023 € 5,3 mln. hoger. In de begroting was rekening gehouden met een lager landelijk budget als gevolg van minder studenten in het MBO en een kleiner marktaandeel voor het Alfa-College (verschuiving BOL/BBL en een krimpregio). In de toename ten opzichte van de begroting is eveneens de structurele loon- en prijscompensatie opgenomen.

3.1.2 Overige subsidies OCW
De overige subsidies OCW zijn ten opzichte van de begroting € 0,7 mln. hoger uitgevallen en € 0,7 mln. lager ten opzichte van 2022. 
Onder de geoormerkte subsidies vallen Nazorg MBO 2023, de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, Extra Hulp in de Klas en Extra Begeleiding en de projecten RIF Vitaliteit en RIF Circulariteit alle subsidies vallen hoger uit dan begroot. 

Onder de niet-geoormerkte subsidies is een ontvangen subsidie verantwoord ad € 15,5 mln. inzake de Regeling kwaliteitsafspraken MBO 2023 ten behoeve van activiteiten die erop zijn gericht de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs te verhogen. De uitvoering van de kwaliteitsafspraken is verantwoord in hoofdstuk 1 van het jaarverslag. De aanvullende middelen kunnen ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Toelichting:

3.2 Overige overheidsbijdragen en –subsidies
De overige overheidsbijdragen (3.2) liggen in 2023 € 0,7 mln. hoger dan in 2022 en zijn € 0,8 mln. hoger uitgevallen dan begroot. De voortgang op een aantal projecten die gefinancierd worden via een gemeentelijke of provinciale bijdrage hadden in 2022 nog last van de achterstanden door de coronapandemie. In 2023 zijn deze projecten weer op reguliere wijze opgepakt, waardoor er meer baten aan projecten zijn toegekend. 

Toelichting:

3.3.2 Cursusgelden sector
De wettelijke college-/cursus-/examengelden zijn € 0,6 mln. hoger dan 2022 en € 0,3 mln. hoger dan begroot. Deze toename wordt veroorzaakt door een stijging in het aantal BBL studenten.

Toelichting:

3.4 Baten werk in opdracht van derden
De totale baten werk in opdracht van derden liggen € 2 mln. hoger dan de begroting en zijn ten opzichte van 2022 met € 3,2 mln. toegenomen. Deze toename is een direct gevolg van het einde van de coronamaatregelen, waarbij een minder groot deel van de leerlingen de examens haalt op het voortgezet onderwijs. Dit betekent dat er meer leerlingen uitbesteed zijn naar de VAVO in 2023 ten opzichte van 2022 en eerdere jaren. 

3.4.1.1 Contractonderwijs
Het contractonderwijs is met € 0,7 mln. gestegen ten opzichte van 2022. Alfa-college heeft de ambitie uitgesproken om in 2023 € 3mln aan LLO-omzet te genereren, een forse stijging ten opzichte van eerdere jaren. Er is dan ook geïnvesteerd in personeel, zoals relatiemanagement, om deze ambitie te laten slagen.

3.4.1.2 Contractonderwijs Inburgering
De omzet op Inburgering is met € 0,7 mln. toegenomen ten opzichte van begroot. In de begroting was rekening gehouden met een afbouw van de Inburgeringsactiviteiten in 2023, echter vinden deze momenteel nog plaats en daarbij zijn de tarieven per student verhoogd.

3.4.5 Overige baten werk in opdracht van derden
Vanaf eind 2022 werken Drenthe College en Alfa-College samen met betrekking tot het MBO Sport- en Beweegonderwijs. Hiervoor declareert Alfa-College haar kosten. In 2023 zijn deze activiteiten verder toegenomen, wat tot een stijging van de baten in opdracht van derden heeft gezorgd. 

Toelichting:

3.5.10 Overig
De overige baten zijn zowel ten opzichte van de begroting als ten opzichte van 2022 toegenomen. Deze toename ten opzichte van de begroting is met name terug te zien in kantineopbrengsten en de omzetbelasting. De kantines waren in 2022 nog gedeeltelijk onderhevig aan lockdowns waardoor de omzet lager is uitgevallen. De omzet op omzetbelasting betreft de afrekening pre pro rata.

Toelichting:

4.1 Personeelslasten
Het gemiddelde aantal personeelsleden in 2023 was 1.582 (2022: 1.482). Van deze personeelsleden is de totale gemiddelde fulltime-equivalent 1.218 in 2023. Dat is 130 fte hoger dan begroot en 61 fte meer dan in 2022.

In de begroting was een afname van de loonkosten met € 6 mln. ten opzichte van 2022 opgenomen omdat er rekening was gehouden met een krimp van het aantal studenten en het terugvallen van het NPO-budget. De werkelijke loonkosten zijn echter € 7,6 mln. hoger uitgevallen dan in 2022.
Deze hogere loonkosten zijn een direct gevolg van een hogere personele inzet dan begroot. Dit om o.a. uitstroom op de middellange termijn als gevolg van pensioneringen op te vangen alsmede vanwege het behouden van ‘goed’ personeel dat momenteel moeilijk uit de markt te halen is.

Toelichting:

4.1.2.1 Dotaties personele voorzieningen
Het saldo dotaties personele voorzieningen bestaat uit de dotaties, onttrekkingen en vrijvallen in het boekjaar van alle personele voorzieningen gezamenlijk. Voor een onderbouwing van deze post zie de toelichting bij de Personeelsvoorzieningen (zie 2.2.1).

4.1.2.2 Personeel niet in loondienst
De kosten voor personeel niet in loondienst zijn met € 1,4 mln. gestegen ten opzichte van begroot maar zijn gedaald ten opzichte van 2022 met € 0,7 mln. Ten tijde van het opstellen van de begroting werd rekening gehouden met een afname van de inhuur derden ten opzichte van 2022. Echter is in de huidige markt de vraag naar bepaald personeel hoog, waardoor de externe inhuur hoger is uitgevallen dan vooraf gedacht. 

4.1.2.3 Overige
De overige personeelslasten zijn ten opzichte van 2022 € 0,8 mln. lager en vallen € 1,4 mln. hoger uit dan begroot. Er is minder besteed aan scholing dan begroot en ook de kosten van wachtgelduitkeringen is, mede door de uitstroom van de afgelopen jaren, lager dan begroot. De kosten van Arbo-maatregelen zijn in 2023 afgenomen ten opzichte van 2022. De meeste werknemers hebben in eerdere jaren reeds gebruik gemaakt van de vergoeding om een thuiswerkplek in te richten. Hierdoor vallen de kosten 2023 lager uit dan begroot en voorgaand jaar.In 2023 is ook minder aan de voorzieningen gedoteerd dan in 2022 het geval was.

Anticumulatiebepaling
De binnen onze organisatie geïdentificeerde leidinggevende topfunctionarissen met een dienstbetrekking hebben geen dienstbetrekking bij andere WNT-plichtige instelling(en) als leidinggevende topfunctionaris (die zijn aangegaan vanaf 1 januari 2018).